Direct naar artikelinhoud
OpinieOnline bedreigingen

Pak de reaguurder aan en voed hem op

De aanslagen op Panorama en De Telegraaf zijn heftige voorbeelden van wat online vaak gebeurt: pogingen journalisten het zwijgen op te leggen. Columnist Elfie Tromp deed aangifte van bedreiging en ziet mogelijkheden om dreigers eindelijk eens juridisch aan te pakken.

Pak de reaguurder aan en voed hem op
Beeld Zeloot

Exact een jaar geleden zat ik op het politiebureau. Feitelijk en emotieloos citeerde ik de meest expliciete bedreigingen die ik had ontvangen. Tegenover mij noteerde de agente mijn woorden even zakelijk en onaangedaan. Ik was na vijf jaar columnistschap bij Metro de meeste huis-tuin-en-keukenreaguursels wel gewend. Mijn domme sleuf moest gevuld, ik kon mijn pen beter stoppen waar de zon niet scheen, ik was maar voor één ding goed. Ach, daar kon ik mijn schouders over ophalen. Maar het werd anders toen een kwade lezer mijn adres online zette. Doxing heet dat en het is een bekende online intimidatietechniek die vanuit Amerika is overgewaaid, waarbij persoonlijke gegevens door tegenstanders in maatschappelijke debatten online worden gezet in een poging andersdenkenden de mond te snoeren. 

In Nederland ben ik niet de eerste publicist wiens persoonlijke gegevens online worden gezet. Het overkwam onder anderen Volkskrant-columnist en schrijver Sarah Sluimer en haar geliefde, voormalig fervent twitteraar en schrijver Willem Bosch. Als antwoord hieven zij gezamenlijk hun Twitteraccounts op.

Na afloop stond ik weifelend op de stoep van het bureau. Het was een zwoele zomerdag, er leek niks aan de hand. Achter mij was een dossier met mijn naam erop aangemaakt. In mij rees een nieuwe, prangende vraag: is mijn mening me de ophef nog waard?

Beledigingen en bedreigingen lijken inmiddels onlosmakelijk verbonden met het journalistieke vak. De lezer kan via sociale media nu eenmaal sneller en ongenuanceerder reageren op wat hem of haar tegenstaat. Je moet het met een korrel zout nemen. Niemand is zo dom om eerst je adres te tweeten en dan daadwerkelijk langs te komen om je te vermoorden, gaf een vriend als goedbedoeld advies.

Maar er is er maar ééntje nodig die wel zo gek is.

Beveiliging van journalisten

Sinds de aanslagen op De Telegraaf en Panorama vorige maand worden de vragen weer gesteld: moeten journalisten niet beter beveiligd worden? Is het vrije woord in het geding? Je kunt een kwade tweet van een gefrustreerde metaalbewerker nauwelijks vergelijken met een aanslag door de georganiseerde misdaad, maar het komt wel voort uit hetzelfde verlangen om de journalist het zwijgen op te leggen.

De cijfers liegen er niet om. Criminoloog Marjoleine Odekerken deed meermaals onderzoek naar geweld en intimidatie tegen de pers. In 2017 kregen 392 journalisten te maken met ernstige en minder ernstige geweldsdreigingen. Volgens Odekerken zijn er nog veel gevallen onvermeld gebleven. Veel journalisten zouden afzien van het doen van aangifte, omdat ze ‘bang zijn’ dat dit nog meer bedreigingen uitlokt.

Mijn ervaring met bedreiging valt tot nu toe mee. Bij andere journalisten, zoals Paul Vugts en John van den Heuvel, die beiden onder permanente politiebewaking staan, is dat helaas niet het geval. Hun situatie is een wrange realiteit die als waarschuwing moet dienen als we nu niet grootschalig ingrijpen.

De journalistenvereniging NVJ heeft er onlangs voor gepleit journalisten op dit gebied net zo te behandelen als ambtenaren met een publieke taak, zoals ambulancemedewerkers en politieagenten. Zij krijgen nu voorrang als het om vervolging van een bedreiger gaat. Maar dat voorstel heeft het niet gehaald: minister Grapperhaus weigert de journalistiek als een publieke taak te beschouwen. We zijn dus op onszelf aangewezen. Maar hoe moeten we er dan mee omgaan?

Er zijn columnisten die actief het gesprek aangaan met de reaguurder. Dat deed columnist en journalist Asha ten Broeke met de man die haar een varken had genoemd en ook theatermaker en columnist Johan Fretz doet dit regelmatig. ‘Als ik tegenover een kwade lezer zit en diegene vertelt me zijn levensverhaal, dan snap ik zijn politieke kijk misschien niet helemaal, maar wel beter waarom hij redeneert zoals hij dat doet’, zei hij tegen mij. ‘Ik heb inmiddels een broertje dood aan het woord verbinding, maar zo blijf je elkaar in elk geval ontmoeten en ontmenselijk je de andersdenkende niet.’ 

In een recente videocolumn voor Vrij Nederland stelt Arnon Grunberg ook vast dat andermans woede in zijn leven is toegenomen. Hij waardeert de boze lezer, maar heeft moeite met de mobilisatie van woede voor politiek gewin. De reflex van verontwaardiging lijkt op betrokkenheid, maar houdt de wereld op afstand, aldus Grunberg. En dat is waar. Er is geen gesprek meer mogelijk met iemand die je bedreigt.

In 2017 ondervroegen de journalisten Esma Linnemann en Mensje Melchior 49 vrouwelijke opiniemakers. Daaruit bleek dat tweederde van de ondervraagden weleens of vaker te maken had met bedreiging, en meer dan de helft weleens of regelmatig twijfelt of ze hun mening moeten uiten.

De zelfcensuur van de columnist 

Het censureren ging bij mij geleidelijk. Dit jaar ga ik eens niet over zwarte piet schrijven, nam ik mezelf voor. Niet nog eens kritisch over alt-right zijn. Toch knaagde het als ik een ‘veilig’ stukje tikte over vriendschap of liefde. Want: is dat niet precies wat de reaguurders wilden? Een muilkorf om iedereen met onwelgevallige meningen uit mijn hoek?

Ook Sylvia Witteman, toch niet een columnist die bekendstaat om controversiële opiniestukken, gaf onlangs toe dat ze zichzelf censureert. In een online interview met de Volkskrant vertelt ze dat ze het beladen woord ‘neger’ niet meer gebruikt, ook al ziet ze zelf er het probleem niet zo van. De angst om voor racist te worden uitgemaakt gaat diep, zegt ze. Als ze op straat iets ziet waarbij een zwart, Turks of Marokkaans iemand iets rottigs doet, dan verandert ze dat personage vaak naar een witte Nederlander in haar column om mogelijke ophef uit de weg te gaan.

Na mijn aangifte werd ik uitstekend opgevangen door de beveiliging van Telegraaf Media Groep, waar Metro onderdeel van is. Zij leidden me stap voor stap door de protocollen en hielden regelmatig contact met me. Ik voelde me gesteund en serieus genomen. Toch werd ik schuchterder. Als mensen me op straat aanspraken, probeerde ik eerst te peilen of ze me kenden van mijn columns en in welk ‘kamp’ ze zaten. Toen mijn geveltuintje werd vernield, dacht ik niet eerst aan baldadige dronkaards die het waarschijnlijk hadden gedaan, maar aan kwade engerds, de reaguurders die hadden gedreigd dat ze me zouden komen halen. Treurig maar waar: ik mis mijn gevoel van achteloosheid in de publieke ruimte.

De beerput van sociale media 

Bij wie de achteloosheid allang is verdwenen, is columnist Ebru Umar. De winnaar van de Pim Fortuynprijs 2017 is verguisd vanaf het moment dat ze begon te schrijven voor Theo van Goghs website De gezonde roker. Sinds ze hem in 2005 opvolgde in Metro is Umar mishandeld, werd er bij haar ingebroken, zijn haar ouders bedreigd en is ze in Turkije gearresteerd, met dank aan Erdogans kliklijn. Omdat ze zich niet meer veilig voelde in Amsterdam, verhuisde ze.

‘Mijn eerste werk verscheen online dus daar kreeg ik ook reacties’, vertelt ze mij. ‘Positieve, maar ook negatieve. Onlinepublicaties krijgen direct respons. Het doet me in feite niets. Hatelijk commentaar heeft ook geen invloed op waar ik over schrijf. Theo zei altijd: laat maar lullen. Het wordt een ander verhaal als de bedreigingen fysiek zijn. Er is een voor-Theo-tijdperk en een na-Theo-tijdperk. De vrijheid die ik voelde toen hij er nog was, komt nooit meer terug.’

In haar meest recente columns schrijft ze heel feitelijk, zonder een spoor van zelfbeklag, over hoe de bedreigingen invloed hebben op haar dagelijkse leven. Ze wil bijvoorbeeld niet op Tinder, omdat ze erin geluisd kan worden.

‘Mensen zeggen dat ik moet daten en dan vraag ik: ga je mee dan? Kijk, iedereen op Tinder loopt natuurlijk het risico om met een psychopaat af te spreken, maar ik ben me daar net even wat bewuster van.’

Niet gewend aan polemiek 

‘Wij hebben in Nederland geen cultuur van polemiek’, zegt Francisco van Jole, oprichter van nieuwswebsite joop.nl. ‘We houden niet van dwarsliggers. Je scherpt de geesten of kruist de degens. In andere landen gebeurt dat op opiniepagina’s, hier wordt het sneller intimidatie en belediging. Dat kun je jammer vinden. Opinie maken is mijn werk. Dat betekent dat ik het ook bij de voordeur probeer achter te laten.’

Maar wat als de bedreigingen je bereiken achter je gesloten deur, vraag ik me af.

‘Je omringen met lieve mensen, dat helpt’, zegt Francisco. ‘Weet je, eigenlijk wil ik het er niet eens over hebben. Bedreigingen, dat is zoiets als hondenpoep. Soms trap je erin. Als je het opraapt en ermee in de weer gaat, raak je alleen maar verder besmeurd. Waarom wil je dit artikel eigenlijk schrijven?’ vraagt hij me.

Die vraag houdt me lang bezig. Ik geloof niet zozeer dat de persvrijheid meteen aan flarden is, we staan immers op de derde plek van de World Press Freedom Index. Alleen in Scandinavië is de positie van journalisten beter. Toch is er zeker ruimte voor verbetering en die bestaat niet alleen uit het beter beveiligen van onze hoofdredacties.

Odekerken riep deze week in Het Parool op tot betere beveiliging van (misdaad)journalisten. Dat lijkt me een goed punt. De lijntjes met de politie moeten korter. Er moet een database komen van de personen die bedreigen. Een korte vergelijking met bevriende journalisten laat zien dat we door dezelfde mensen belaagd worden. Zij moeten juridisch worden aangepakt. Zolang dit niet gebeurt, heerst er een gevoel van straffeloosheid. Ik heb na mijn aangifte nooit meer wat gehoord van de politie. Dat komt onachtzaam over.

Ook pleit Odekerken voor het trainen van journalisten en mediaorganisaties; onder meer op het terrein van conflicthantering, beroepsethiek en -attitude en het actief ondersteunen van medewerkers bij bedreigingen. Dat is allemaal prima, maar ik geloof vooral dat de gemiddelde reaguurder moet worden opgevoed, niet de redacties.

In Denemarken worden momenteel meer dan duizend mensen vervolgd omdat ze een wraakporno-filmpje deelden. De schaal van de vervolging heeft vooral een waarschuwende werking; mensen worden zich bewuster dat zij zich ook online aan wetten dienen te houden. Het wordt hoog tijd dat het Openbaar Ministerie ook hier een vuist maakt.

We zijn nu een jaar verder sinds de aangifte. Ik overwoog, net als Sluimer en Bosch, een punt te zetten achter mijn online aanwezigheid, zodat ik een minder makkelijk doelwit ben voor allerhande verwensingen. Uiteindelijk installeerde ik een filter op mijn twitter, een negeerlijst die ik van een andere opiniemaker kreeg en waarop de beruchtste reaguurders en trollen stonden. Alles werd online plotsklaps pais en vree. Een hek om mijn tuintje, in feite, maar toch voelde het als verliezen. Ik was dieper in mijn eigen gelijk gaan zitten.

De reaguurders steken af en toe de kop op, als Geenstijl weer een post aan mij wijdt, of ik een beladen onderwerp tackel in mijn columns. Nieuwe opdrachtgevers laat ik laconiek van tevoren weten dat ze een serie kwade mails kunnen verwachten van een aantal trouwe haters. Ik ben niet gesteld op ze, op die seksistische kwaadkoppen, maar ze voelen bijna als oude bekenden. Niemand heeft zich tot dusver voor mijn deur gemeld. Hoewel ik liever een tijdlang onder de radar van de ophef wilde opereren en minder controversiële onderwerpen koos, won mijn hardnekkige mening het toch. Het leven gaat door. Het werk als columnist, hoe dan ook, net zo goed.